Wij mensen zijn instrumentenbouwers, en probleemoplossers. Niets maakt ons zo gelukkig als het oplossen van een hardnekkig probleem. En als ware ontdekkingsreizigers bouwen, manipuleren, en bedenken we oplossing op oplossing, zelfs als er geen probleem meer is om op te lossen. Het is simpelweg de programmering van ons brein. Geef me een nieuw probleem!
Dat oplossen doen we eigenlijk al heel goed sinds we bedachten dat een steen wel eens tot een schilfer geslagen kon worden zodat we ermee konden snijden en steken. En dat was nog maar een eerste stap, want we leerden vuur, en metaal, en gingen door tot we nu voor alles een apparaat hebben.
Het begin van specialisatie
Sommige mensen werden heel goed in het bewerken van een enkel materiaal of het maken van een enkel type ding, die konden dat ruilen met andere mensen die dat niet konden. We ontdekten de grote voordelen van specialiseren, en specialisten noemden we meesters als ze hun volle vaardigheid bereikt hadden. Daarvoor moesten ze eerst leerling zijn geweest van een andere meester. Meesters waren en zijn heel waardevol voor ons.
We begaven ons op een pad dat doorliep tot wat we nu het industriële tijdperk noemen, en inmiddels opgevolgd door het informatietijdperk. En eigenlijk hebben we de voordelen ontdekt van machines over mensen. Zonder het te weten zijn we op een pad gestapt dat onszelf vervangbaar zou maken.
Denken met de machine als ideaal
Eerst maakten we apparaten en machines om ons mensen te dienen, maar al snel dienden wij vooral nog de machines. Hoe kon dit zo gebeuren, en bijna zonder dat we dat doorkregen? Het korte antwoord luidt: we leerden machinedenken (ook wel systeemdenken of procesdenken genoemd), en in dat denken hebben machines het voordeel. In machinedenken is het goed om een machine te zijn, en minder goed om mens te zijn. We hadden dat echter nog niet door, en velen hebben het ook nu nog niet door.
Machines hebben de toekomst
En zoals wij mensen bijna dwangmatig alles willen ontdekken, zijn er velen die het wel weten en willens en wetens onze eigen ondergang aan het creëren zijn. Ik spreek dan over onderzoekers en wetenschappers die bezig zijn een robot te maken die mensen perfect kan simuleren. Ze weten dat ze daarmee de mens overbodig zullen maken, en dat de toekomst aan machines is.
Wij mensen zijn (in die gedachtegang) slechts een voertuig voor kennis en kunde, en uiteindelijk is er geen kennis of vaardigheid die een apparaat uiteindelijk niet betrouwbaarder en duurzamer kan opslaan of uitvoeren. Dit soort functioneel denken is puur de uitkomst van wat ik hier machinedenken noem.
Machinedenken als basis voor geluk
We zijn gaan denken als een machine, een denken puur gericht op functie. En de wereld zit vol met functies als je een machinedenker bent, en elke functie verhult weer sub-functies, dus we hebben veel bezigheid. En er zijn veel materiele voordelen en welvaart bereikt door machinedenken. Geluk alom!
Van dienaar tot baas
Nu hebben we zowel in het industriële- als informatietijdperk systemen bedacht die een tendens hebben naar efficiëntie, en dat betekent in praktijk dat veel mensenwerk steeds meer wordt vervangen door machines, automatisering en robotten. Er is dus voor mensen steeds minder te doen, behalve dan misschien voor de selecte groep die de machines nog mag (be)dienen.
Dat is logisch als je bedenkt dat binnen deze machines en het machinedenken een waarde gehanteerd wordt waarbij machines de voorkeur hebben. Mensen zijn slechts imperfecte machines geworden die ze (we) gebruiken zolang er geen echte machines zijn die hetzelfde kunnen. En tot die tijd lossen we de gebreken op door alvast machines te maken die delen van de taken ondersteunen of verbeteren. Vanaf het begin zijn machines de baas geweest in dit denken, omdat het denken machinaal is in zijn aard.
Beperkte verantwoordelijkheid
De verantwoordelijkheid voor mensen die niet meer gewenst of welkom of nuttig zijn voor die machines, ligt niet bij de individuele machines (organisaties zijn ook ingericht als machines), maar bij een aparte beheermachine (overheid en instanties). Deze onwelkome “defecte” mensen, of mensen voorbij hun houdbaarheidsdatum, zijn kostenposten geworden, en dat is niet efficiënt.
Andere mensen zijn NOG NIET welkom omdat ze nog te weinig opleveren. Deze mensen zijn nog teveel mens zijn, en daarmee slechts een investering in de toekomst. Dat denken wil kinderen nog wel vormen tot goede bedienden, maar dat is vooral omdat mensen niet zo heel lang meegaan en dus tijdig vervangen moeten worden.
Machinedenken selecteert slechts de beste of goedkoopste hulpbronnen, en investeert vooral in toekomstige hulpbronnen. De rest is niet zo belangrijk. Het is in dat systeem niet de verantwoordelijkheid van een machine (organisatie) om voor de mensen te zorgen voorbij hun bruikbaarheid, aangezien die slechts productiefactoren zijn geworden, eigenlijk zoals mensen met vee omgaan.
Geef me een hamer, en de wereld wordt een spijker.
Die manier van kiezen is geen kwaadaardigheid van een organisatie, of van de managers en leiders in die organisatie, maar het gevolg van een manier van reductief denken, waarin een aspect wordt verward met het geheel.
En dat denken is zo sterk, en heeft zoveel voordelen, dat we ook buiten werk onszelf en elkaar op die manier zijn gaan meten. Anders gezegd: We hebben ons zelfbeeld, en de waarde van ons als mens, steeds meer gereduceerd tot het aspect van onze productiviteit, en daarmee zijn we onszelf (en elkaar) gaan verwarren met een machine, wiens nut bijna alleen bestaat uit wat het kan en doet.
En als we onszelf zo meten, dan is het geen wonder dat we alle leven zo benaderen, inclusief de aarde. We blijven die probleemoplosser, en dat is onze voornaamste identiteit geworden. Alleen zijn apparaten inmiddels zo sterk en slim geworden, dat we steeds vaker het nakijken hebben. Misschien is het nodig om op andere waarden over te stappen, maar of we dat kunnen?
Industrieel denken
Hoe kan het toch dat we zo zijn gaan denken. Misschien is deze manier van denken logisch geworden toen we ontdekten dat we werk (zoals productie) grootschalig konden uitvoeren als we het in kleine stukjes hakten en elk stukje door iemand anders laten doen, en toen we ook het denken en werken van elkaar gingen scheiden. Specialisten voor kleine aspecten, denkers die we managers noemen of deskundigen, en vervangbaar volk voor de simpele herhalende taken waar we nog geen echte machines voor ontwikkeld hebben.
Machines hebben geen ethiek of moraliteit, dus heeft machinedenken dat evenmin
Ik spreek dan over het begin van de industriële revolutie. Als je die gedachte volgt dan reduceer je werk tot een heel klein stapje in een proces, en heb je een ander soort mensen nodig, mensen die maar heel weinig hoeven doen, een enkele simpele taak, maar dan wel heel vaak achter elkaar.
En door deze hokjesgeest wordt en passant ook nog de moraliteit of ethiek in mensen uitgeschakeld. Machines hebben per slot in hun aard beperkte verantwoordelijkheid en geen moraliteit. Herinner je nog de zin “Wir haben es nicht gewusst”? We weten waar dit denken toe in staat is.
De gereduceerde mens
Eigenlijk hebben we een robot verzonnen die simpele taken herhaald, en willen het liefst een robot die gewoon doet wat je hem opdraagt, en nooit moe wordt of een vrije wil heeft. De eigen wil is dan een nadeel, en het lichaam te fragiel en traag. Mens en machine wordt nu vergelijkbaar en uitwisselbaar, en dat hebben we ook gezien.
We benutten mensen bij gebrek aan robotten, maar waar moeten ze heen als we die robotten eenmaal hebben? Geloven we zo sterk in de hypnose van eeuwige groei, zonder krimp of stabiliteit?
Dat we niet meteen robotten in dienst hebben genomen in plaats van mensen is puur te wijten aan dat we ze nog niet konden maken, maar we konden ons mensen wel aardig vormen tot robotten, en dat hebben we gedaan. Zolang een mens zich kon en liet reduceren tot het soort robot dat we wilden, was het goed.
De robot als ideaal
En doordat dit denken zo krachtig is in een tijd van opbouw en groei, hebben we nu veel meer dan we vroeger hadden in welvaart, maar zijn ook machines nu zo vaardig en complex geworden dat ze mensen meer en meer kunnen vervangen, en dat ook doen.
Deze manier van denken maakt in eerste instantie mensen en machines vergelijkbaar, daarna uitwisselbaar, en blijkt eigenlijk een voorkeur te hebben voor machines. Machines zonder wil, sterker, sneller, en door de industriële revolutie ook steeds slimmer en goedkoper geworden per eenheid product. Door machines te schakelen zijn ze inmiddels ook de opslag van zo ongeveer de collectieve kennis geworden, dus als wij mensen niet meer bestaan is deze kennis zeker gesteld,
Grote nadelen van machinedenken
Natuurlijk zijn machines niet echt goedkoper, als je alles doorziet vanuit de gedachte dat we alles creëren om mensen een beter leven te geven. Maar deze machine-achtige manier van denken geeft aan veel consequenties geen waarde.
Waardeloze mensen
Bijvoorbeeld aan menselijke waarde en menselijk leed, menselijke ruimte, en aan het vervuilen van de leefomgeving voor mensen. En andere aspecten van mens zijn heeft in dat denken nog slechts nadelen. Bijvoorbeeld de eigen wil en emoties zijn alleen nog maar lastig, zoals een ziekte of beperking, en ook de zowel geroemde als gehekelde psyche is lastig (voorzover het niet productief is en gewillig). Vrije geesten zijn zowel lastig als dat ze innovatoren kunnen zijn, maar ze zijn vooral lastig.
Machinedenken stelt de functie voorop in plaats van de relatie
Machines hebben per zoveel last van al deze kwalen omdat ze niet levend zijn, niet ademen, geen kanker krijgen. Zij leven van en in omgevingen waar mensen zouden sterven en consumeren slechts olie, gas, kolen en stroom.
Machinedenken en verantwoordelijkheid
Machinedenken acht zich niet verantwoordelijk voor het geheel. Het veronderstelt slechts dat een optelsom van beperkt denken goed is voor het geheel. En we weten inmiddels dat dit laatste niet klopt.
Machinedenken ontmoedigt mensen ook nog om verantwoordelijkheid te nemen voor het geheel, omdat dit denken zich nog maar binnen zo’n klein afgebakend stukje werkelijkheid afspeelt met als kaders de functie die je moet vervullen, en het nut dat je daarin vertegenwoordigd. Het is grenzeloos in de consumptie van mensen en is eigenlijk geneigd om mensen die niet meer kunnen bijdragen aan deze functie te negeren en verwaarlozen, want zorg is slechts een kostenpost.
Opvoeden als investering voor machines
Opvoeden en opleiden wil het wel, althans zolang het nieuwe menselijke robotten nodig heeft, maar verder horen mensen na hun gebruiksduur eigenlijk op de afvalberg of de schroothoop, zoals we ook met machines doen.
Na hun gebruiksduur gaan mensen, net als machines, op de schroothoop om vergeten te worden. En een schroothoop is geen plek om veel geld naartoe te brengen, dus dat willen we niet. Zo denkt de machine.
En de winnaar is: de machine
In machinedenken vindt je leven plaats in een klein vakje van een groot geheel waarvoor je niet verantwoordelijk bent. Organisaties zijn niet verantwoordelijk voor de economie, en maatschappij, en werknemers zijn niet verantwoordelijk voor hun bedrijf, enzovoort.
Wij mensen hebben nog even de voordelen, maar zullen daarna ook steeds sterker de keerzijde gaan merken.
En helaas voor mensen: we hebben machines binnengehaald, en een voorkeurspositie gegeven, zodat we welvaart konden opbouwen, maar inmiddels is de wereld van machines geworden, en die geven hun ruimte niet meer op. Hun slaven vechten voor hen, gewapend met visies en schijnbaar succes.
Het is overduidelijk: in de evolutie tussen mens en machine is de “diersoort” machine de absolute winnaar. De machine is de opperheerser geworden, en wij mensen zijn steeds meer de afhankelijke en ondergeschikte diersoort. En dat is zowel van binnen als van buiten een feit.
Begin van het einde
Onze geest is al generaties vol van machinedenken en dol op machines, en ons lichaam wordt steeds meer van binnenuit overgenomen door machines in een poging te kunnen meedoen. Wat begon als een verlangen naar welvaart en goud is nu in een steen veranderd.
Maar, zo zegt ons machinedenken, die gedachte is slechts menselijke emotie en wantrouwen tegen vernieuwing. En dus gaan we weer, met oogkleppen op, naar een toekomst, waarin wij mensen steeds meer gedwongen zijn om ofwel machines te worden, ofwel uit te sterven. Al deze technologie heeft ons evolutionair verzwakt.
Goden worden dienaren
Niet voor niets is ook productiviteit verschoven naar landen waar volgzaamheid, de bereidheid tot opoffering, en discipline groot is, en de neiging tot zelf-behoud klein. Machines floreren goed onder machines. Maar uiteindelijk zijn mensen te zwak en kwetsbaar om het te winnen. Mogelijk worden wij de insecten die de ongemakken van de reuzen weghalen en ze ongezien en ongehoord zullen mogen verzorgen zolang we deze functie vervullen.
Ons denken die ons tot Goden ophemelt is helemaal verkeerd, in feite we zijn slechts slaven van machines en een klein aantal dieren en planten die ons heel succesvol hebben verleidt en gemanipuleerd tot gedrag dat hen goed uitkwam. Ons denken staat slechts niet toe om dat te erkennen. Zelfs als ons geloof zegt: “De eersten zullen de laatsten zijn.”
Menselijke slaven
In deze manier van werken heeft het nauwelijks voordeel om mens te zijn, en je ziet dat het industrieel machine-denken daarom geen voordeel toekent aan het menszijn. En dat wij als machines in die manier van denken en werken zijn geworden, wij zijn zelfs gaan geloven dat het goed is om een machine te zijn. Want hoe voelen we ons als we niet mogen meedoen in dat systeem van denken? Niet zo fijn.
machinedenken lijkt eerst mensen te dienen, en verleidt ze met voordelen, om vervolgens deze mensen tot dienaar te maken. Dit denken dient feitelijk slechts machines.
Deze manier van denken heeft mensen tot slaaf gemaakt en machines tot de echte heersers, en wij mensen kunnen het niet winnen in deze manier van denken. En dat machine-denken zit inmiddels zo verankerd in ons dat we alles zo benaderen. We hebben het nauwelijks nog door, zo sterk geloven we erin. Een mooie erfenis van wetenschap.
We hebben een manier van denken uitgevonden die zoveel voordeel toekent aan robotten, dat wijzelf het nakijken hebben. We hebben onszelf gedood, maar we weten dat slechts nog niet. We zijn slechts nog de verzorgers van apparaten geworden. Wat zal er voor ons overblijven als die verzorging niet meer nodig is?
Het tij keren?
Het zal niet gemakkelijk zijn om het tij te keren, want iets opgeven vinden wij mensen eigenlijk best moeilijk. Misschien is het moeilijkste van allemaal, om ons God-syndroom op te geven, de gedachte dat de mens centraal staat in de wereld, dat wij de creatoren zijn die alles weten en naar hun wil kunnen en moeten vormen. De gedachte dat er niets groters is dan mens zijn, en dat wij aan de top van creatie staan. De gedachte dat wij heel bijzonder zijn en uitverkoren voor grootsheid en succes, en dat al het andere minder is en slechter.
Tijd voor verandering
Het is geen gemakkelijk iets om je zelfbeeld te verkleinen als je vasthoudt aan dergelijke grootheidswaan, en daaruit identiteit ontleent. Niet gemakkelijk, maar misschien wel mogelijk. Wat zou er gebeuren als we ons denken zouden veranderen naar een manier die leven ondersteunt, een manier die heerlijk leven weer mogelijk maakt, en machines een meer bescheiden plek toedient? Kunnen wij weer de baas over ons dienende machines worden, in plaats van de dienaren?
Omgekeerd denken
Wat zou er gebeuren als we balans omkeren en niet de functie van iets centraal stellen, maar de relatie die we opbouwen en voeden? Een wereld die zich baseert op liefdevolle relaties is meer bescheiden, maar ook veel rijker dan een die gebaseerd is op de meetlat van functionaliteit. Kunnen we veranderen naar zinvolle en voedende relaties met onze omgeving? Zou liefde weer floreren? Zou erbij horen weer normaal zijn?
Aan jou het antwoord!
deel reageer vind ik leuk
Geef een reactie